Beenlengte en beenlengteverschil

Beenlengteverschil wordt vaak als de oorzaak gezien van rugklachten, nekklachten, hoofdpijn en andere. Ook bij diverse hulpverleners als fysiotherapeuten, podotherapeuten, orthomanipulatoren, dorn-therapeuten en anderen wordt dit vaak gehoord. Het is zeker waar dat een beenlengteverschil kan voorkomen bij klachten aan de knie. Maar vaker zijn er geen klachten. Hoe zit dit en heeft bijvoorbeeld het voorschrijven van een hakverhoging nut?

Voorkomen beenlengteverschil

Beenlengteverschillen komen veel voor. Volgens een wat ouder onderzoek bij mensen zonder rugklachten werd het volgende gevonden:

Verschil  Bij  
0-4 mm  56,5%
5-9 mm  27,9%
10-14 mm 13,5%
meer dan 15 mm 2,2%

In een ander onderzoek werd bij 70% van de mensen een beenlengteverschil gezien. Beenlengteverschillen komen dus veel voor en lijken een normaal verschijnsel te zijn. 

Oorzaken beenlengteverschil

Medisch gesproken kunnen er verschillende oorzaken voor beenlengteverschillen aan te wijzen zijn:

  1. Aangeboren als bijvoorbeeld het skelet een afwijking in de aanleg heeft (bijvoorbeeld bij heupdysplasie) 
  2. Als er in de jeugd een stoornis is geweest in het been (bijvoorbeeld een ontsteking, botbreuk of tumor). In het betreffende gebied zal voor herstelprocessen de bloeddoorstroming tijdelijk zijn toegenomen, waardoor de groeischijven sneller kunnen groeien. Er kan ook een remming van de groei zijn, bijvoorbeeld door anti-kanker medicatie.
  3. Een beenbreuk of heup- of knievervangende operatie op latere leeftijd kan ook voor verschillen zorgen. 
  4. Er kan een schijnbaar beenlengteverschil ontstaan door links-rechts verschil in een X-stand van de knieën of enkels, bijvoorbeeld bij een doorgezakte voet.
  5. Er kan ook een schijnbaar verschil ontstaan doordat de houding wordt aangepast om pijn te vermijden zoals bij eenzijdige rug- of heuppijn.

Wanneer is er sprake van beenlengteverschil?

Dat is een lastige vraag om te beantwoorden. Er is namelijk geen goede definitie van. Spreken we al van verschil in beenlengte bij 1 mm, of 5 mm, of meer? Hier zitten wat haken en ogen aan vast.

De meningen lopen erg uiteen. Sommigen vinden een paar millimeter voldoende om een hakverhoging voor te schrijven. In de medische sector wordt vanaf 1½-3 centimeter aangegeven dat het voor problemen kan zorgen.

Een ander probleem is dat er ook nog verschillende soorten beenlengteverschillen zijn. Dat kan verwarrend werken. Zo bestaat er a- structureel beenlengteverschil: er is verschil in lengte van botten (dijbeen, scheenbeen). En er bestaat b- functioneel beenlengteverschil (hetzelfde als boven aangegeven met schijnbaar verschil): links en rechts wordt verschillend gebruikt door bijvoorbeeld doorgezakte voet, heupartrose, pijn vermijdend gedrag, enzovoorts.

Niet onbelangrijk bij het vaststellen van beenlengte: Welke meetmethode wordt gebruikt? Bij het hanteren van een meetlint kunnen verschillende afstanden gemeten worden (binnenenkel, buitenenkel, bekken zijkant of voorkant). Deze meetmethode blijkt niet erg betrouwbaar te zijn. Bij herhaling van de metingen kunnen wel verschillen tot 2 cm gevonden worden. Bij het meten met een waterpas in stand wordt er vaak op de bekkengordel links-rechts gemeten. Het probleem hierbij is dat niet alleen beenlengte gemeten wordt, maar ook de stand en bouw van het bekken. De meest betrouwbare meting gebeurt met röntgenonderzoek of CT/MRI scan, waarbij én de patiënt staat én het gehele been inclusief bekken zichtbaar is. Voor de dagelijkse praktijk blijkt de zogenaamde plankjesmethode het meest geschikt. De proefpersoon verdeelt zijn gewicht in stand over beide benen gelijk. Onder het korte been worden plankjes van 0,5 cm geplaatst tot het bekken recht staat. Ook dit is dus een meting van beenlengte en bekkenstand tegelijk.

Gevolgen en klachten door beenlengteverschil

Daar is altijd discussie over. We weten nu dat beenlengteverschillen veel voorkomen. We weten ook dat rugklachten veel voorkomen. De kans om iemand te vinden met een beenlengteverschil en rugklachten tegelijk is dus vrij groot. Dat wil niet zeggen dat het een het ander veroorzaakt: geeft het beenlengteverschil rugklachten, of geven de rugklachten het (functionele) beenlengteverschil, of is er geen verband? En als er wel verband is, in welke mate veroorzaakt het een het ander of zijn er meer factoren in het spel? Er zijn altijd meer factoren in het spel: iemand die zeer beweeglijke gewrichten heeft, zal een beenlengteverschil gemakkelijker zonder klachten kunnen opvangen dan bijvoorbeeld een ouder persoon met slijtage aan rug, heupen en knieën. Het is dus altijd belangrijk om naar het totaalplaatje te kijken.

Vanaf ongeveer 2 cm verschil ontstaat een asymmetrische gang. Klachten ontstaan meestal wanneer lichamelijke activiteiten toenemen zoals bij verandering in de training bij sporters, of een bouwproject. De belasting van been, bekken en rug zal aan een kant groter worden. Een bekend beeld bij hardlopers (met name als ze constant aan de zelfde kant van de weg lopen) is het frictie syndroom, waarbij het spier-peesblad (tractus iliotibialis) aan de zijkant van het boven been (lopend van bekkenkam tot onder de knie) geïrriteerd wordt en pijnklachten kan geven bij heup, bovenbeen of knie. De klachten ontstaan eerst vlak na het lopen zelf, later bij de start van het lopen, en nog later gedurende en na het lopen. Voetklachten kunnen en gevolg zijn van beenlengteverschil. De heup aan de lange kant gaat vaak naar buiten draaien zodat het been een beetje korter wordt. De voet wordt hierdoor anders belast. Bij hardlopers kunnen hierdoor botbreuken in de voet ontstaan.

Bij fors beenlengteverschil, zeg meer dan 2 cm, is er bewijs dat dit versnelde heup- en knieslijtage kan geven. En mogelijk ook lage rugklachten. Er is geen bewijs dat er andere klachten zoals nekpijn, hoofdpijn of schouderklachten van komen. 

Beenlengteverschil in de musculoskeletale geneeskunde

In de musculoskeletale geneeskunde is een beeld bekend onder de naam 'gewrongen bekken'. Dit beeld is in zittende houding goed te herkennen want daarmee wordt een beenlengteverschil uitgesloten. In stand is dit moeilijk (je meet beenlengte en bekken), maar er is wel een functioneel beenlengteverschil te zien. Opheffen van het gewrongen bekken normaliseert vervolgens weer de beenlengte. Ook een heup die in een geroteerde stand staat (te herkennen aan een voet die meer naar buiten of naar binnen gedraaid staat) kan een beenlengteverschil geven. Dit is niet altijd te corrigeren. Zie de volgende paragraaf voor de reden.

Aanpassingsvermogen

Het idee dat wij mensen links en rechts spiegelbeeldig gelijk zijn is niet houdbaar en daarmee het idee dat beenlengteverschillen niet goed zouden zijn. Een levend wezen, zoals de mens, heeft lichamelijk een groot aanpassingsvermogen. Het lichaam vormt zich naar wat je ermee doet via voortdurende vernieuwing: als ik de biceps van mijn linker arm train, dan neemt deze toe in omvang en kracht, maar mijn rechter doet dat niet. Aangezien wij alle bewegingen en houdingen asymmetrisch uitvoeren ontwikkelt ons lichaam zich in alle opzichten asymmetrisch: houding, beweeglijkheid en ook de stand van de heup, de beenlengte enzovoorts. Het 'corrigeren' hiervan naar symmetrie en asymmetrie is dus een stap terug in de ontwikkeling van die persoon. Soms zullen er zelfs meer klachten ontstaan. In ieder geval zal het lichaam proberen de aanpassingen weer in gang te zetten.

Conclusies

  • Beenlengteverschillen komen veel voor zonder klachten
  • Veel beenlengteverschillen zijn normale aanpassingen
  • Om te beoordelen of een beenlengteverschil problematisch is, is het meten van alleen de beenlengte onvoldoende.

 

Bronnen

Friberg O. The incidence of LLI in 653 patients with chronic low-back pain and 359 symptom-free conscript soldiers. Spine 1986;6:643-651.

Harvey WF et al. Association of leg-length inequality with knee osteoarthritis: a cohort study. Ann Intern Med. 2010 Mar 2;152(5):287-95.

Cursusklappers Marsman Stichting. Marsman Stichting, Haarlem, 2000.

Gurney B. Leg length discrepancy. Gait & Posture 2002;15:195-206.

Pakvis DFM, et al. Bepaling van beenlengteverschil met de plankjesmethode: nauwkeurige uitkomsten, onafhankelijk van de ervaring van de onderzoeker. Ned Tijdschr Geneesk 2003(147):443-6.

Pereira CS, et al. Is structural and mild leg length discrepancy enough to cause a kinetic change in runners’ gait? Acta Ortop Bras 16.1(2008):29-31.